Spring naar inhoud

Financiën

We zijn financieel gezond

4.1 Financiële strategie

In 2018 herijkten we onze financiële strategie. Deze strategie is nog steeds van toepassing. De financiële strategie moet de lange termijn financiële continuïteit van Actium waarborgen. Wij sluiten daarbij aan bij de eisen die vanuit extern toezicht worden gesteld. Door rekening te houden met mogelijke risico’s die Actium loopt en haar risicobereidheid stelt Actium haar eigen interne financiële ratio’s vast. De financiële strategie stelt eisen aan de financiële ratio’s, ongeacht de keuzes voor de vastgoedportefeuille en de bedrijfsvoering. De verbinding met deze bedrijfsactiviteiten is nader vastgelegd in het financiële beleid. Daarbij blijft de financiële strategie boven alles randvoorwaardelijk. 

4.1.1 Positionering en samenhang

In 2023 is het financieel beleid opnieuw vastgesteld. Het financieel beleid geeft, aanvullend op de financiële strategie, nadere duiding aan de door ons te hanteren financiële normen, in afstemming met de bedrijfsactiviteiten. 

De samenhang tussen de diverse strategie- en beleidsvormen vertalen we in het volgende overzicht:

4.1.2 Risicobereidheid

Gezien onze maatschappelijke doelstellingen kiest Actium ervoor om een risicobewuste corporatie te zijn. Om ons vermogen optimaal te kunnen inzetten ten behoeve van onze volkshuisvestelijke doelen gaan we weloverwogen om met mogelijke risico’s. Dat is zichtbaar in de huidige gezonde financiële positie. Wij proberen risico’s zoveel mogelijk te beperken, mits de (kosten van de) beheersmaatregelen in een gezonde relatie staan tot de hoogte van de mogelijke risico’s, passend bij onze taakstelling. Deze risicobereidheid vertaalt zich onder meer in het aanhouden van een hogere financiële buffer dan voorgeschreven door de externe toezichthouder en een voorkeur voor een zekere bedrijfsvoering boven eventuele resultaatmaximalisatie.

We werken in een wereld waarin veel verandert als het gaat om toezicht en wet- en regelgeving. Ook spelen er maatschappelijke ontwikkelingen die direct of indirect invloed hebben op ons beleid. Dat brengt risico’s met zich mee. De huidige woningmarkt, de economische en geopolitieke situatie en de ontwikkelingen in de bouwsector geven de nodige onzekerheden. We zien echter ook dat we als corporatie en grote opgave hebben. Voorzichtigheidshalve hanteren we daarom een veiligheidsmarge en zijn onze eigen streefnormen strenger dan die van de Aw/WSW. 

4.1.3 Kaders financiële strategie

Met onze financiële strategie willen we de financiële continuïteit waarborgen; binnen de vastgestelde kaders vanuit wet- en regelgeving. Dit doen we door sturing op onze financiële ratio’s. Deze zijn vastgesteld vanuit de volgende subdoelen met de in de financiële strategie vastgelegde kaders/ratio's.

  1. We zetten de kasstromen maximaal in voor de realisatie van onze volkshuisvestelijke opgaven.
  2. We dragen zorg voor voldoende solvabiliteit om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen en om daarmee financierbaar te blijven.
  3. Het resultaat op onze primaire bedrijfsvoering is positief. We zijn financieel in control door het stellen van en sturen op normen voor een aantal beïnvloedbare uitgaven, gericht op een passende prijs-prestatieverhouding.
  4. We streven naar vermogensontwikkeling door te sturen op de financiering in relatie tot waardecreatie.
  5. We streven naar waardeontwikkeling door het hanteren van een toetsingskader voor investeringen. 

Met het stellen van kaders vanuit de financiële strategie geven we richting aan ons beleid en aan (meerjaren-)plannen. 

Sturing

Bij het maken van keuzes voor de optimale inzet van onze financiële middelen hanteren we de volgende kaders:

Ad 1) Maximaal inzetten van de kasstromen

We streven naar het maximaal inzetten van onze kasstromen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit de portefeuillestrategie. Met behulp van een strategisch beleidsinstrument (SAM) beoordelen we de haalbaarheid van de gewenste transformatie in onze vastgoedportefeuille. Bij eventuele ruimte in de kasstromen zoeken we naar realistische invulling van die ruimte. Uitgangspunt is om onze kasstromen zo veel mogelijk in te zetten voor onze volkshuisvestelijke taak. Dit is een terugkerend proces. De invulling kunnen we vanuit verschillende beleidsgebieden invullen.

Bij het maken van de keuzes voor optimale inzet van de kasstromen hanteren we een kader voor de rentedekkingsgraad, te weten de ICR (Interest Coverage Ratio).

Ad 2) Financiële continuïteit

Investeren en financiering, maar ook het eigen vermogen en de ontwikkeling daarvan hangen nauw met elkaar samen. Dat heeft te maken met de functies die het eigen vermogen vervult. Het eigen vermogen vervult naast de bufferfunctie een financieringsfunctie. De eerste functie spreekt voor zich; indien risico’s optreden die nog niet waren ingecalculeerd, kan het eigen vermogen worden aangesproken. Van de tweede functie maken we gebruik bij investeringen in sociaal onroerend goed (DAEB-investeringen).

Het eigen vermogen heeft ook een vangnetfunctie. Als de beleidswaarde van een investering toch niet geheel dekkend is voor de investeringskosten, kunnen we op beheerste wijze additioneel gebruik maken van eigen vermogen. 

Het is daarom belangrijk een goed inzicht te hebben in de vermogenspositie en de ontwikkeling daarvan. Ook is het nodig om voor de buffer- en financieringsfunctie een minimum niveau te hanteren; slechts voor zover het eigen vermogen zich dan boven die grens begeeft, kan sprake zijn van een vangnet, zoals hiervoor beschreven.

We bewaken de financiële continuïteit door te sturen op de solvabiliteit. De solvabiliteit geeft de verhouding weer van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen. Een andere norm die de (ontwikkeling van de) financiële continuïteit weergeeft, is de Loan to Value (LtV). Deze ratio geeft de verhouding van het vreemd vermogen weer ten opzichte van de vastgoedbeleggingen in exploitatie, gewaardeerd op beleidswaarde. Omdat deze waarderingsgrondslag, evenals waardesturing, nog in ontwikkeling is, hanteren we onze eigen norm voor de LtV. 

Ad 3) Positief resultaat primaire bedrijfsvoering

Het positieve resultaat op de primaire bedrijfsvoering wordt in eerste instantie weergegeven door de operationele kasstromen. Aanvullend stellen we normen voor de hoogte van de netto beïnvloedbare bedrijfslasten. De normen worden jaarlijks herijkt en vastgelegd in de kaderbrief. De kaderbrief is de start van de planning & controlcyclus en geeft richting en kaders aan het opstellen van het jaarplan voor het aankomende jaar. 

Ad 4) Vermogensontwikkeling

We willen voorkomen dat we te veel vreemd vermogen aantrekken en daarmee onze financiële continuïteit in gevaar brengen. Daarom stellen we een grens aan de hoogte van de marktwaarde van de leningen in relatie tot de marktwaarde in verhuurde staat van het bezit. Dit is het financieringsplafond. Voorheen werd dit plafond bepaald op basis van de nominale waarde van de leningen, maar dit bleek voor de Autoriteit woningcorporaties (Aw) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) niet voldoende zekerheid te geven bij liquidatie. Vandaar dat er in het nieuwe gezamenlijke beoordelingskader is gekozen voor de zogenaamde discontinuïteitsratio’s (dekkingsratio en onderpandratio), waarbij niet alleen naar de marktwaarde van het bezit, maar ook naar de marktwaarde van de leningen wordt gekeken. Deze dekkingsratio is door de Aw en WSW gezet op 70 procent en is gelijk aan de interne norm die Actium hiervoor hanteert. Gezien de ruimte die er zit in de andere ratio’s waar Actium op stuurt en waar wel een eigen scherpere interne norm wordt gehanteerd, zien we geen noodzaak om hiervoor een eigen scherpere signaalnorm te bepalen. Er zit voldoende ruimte op de ratio om tijdig bij te sturen bij een (forse) waardedaling van de marktwaarde van het bezit en/of een (forse) stijging van de marktwaarde van de leningen. Ditzelfde geldt voor de onderpandratio.

Ad 5) Toetsingskader investeringen

We streven naar het maximaal inzetten van onze middelen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit de portefeuillestrategie. Investeringsbeslissingen plaatsen we voornamelijk in het licht van de volkshuisvestelijke belangen, mits passend binnen de financiële meerjarenbegroting. 

Individuele investeringsbesluiten worden getoetst aan de meerjarenbegroting en aan het investeringsstatuut. Hierin liggen de financiële kaders vast per investeringsproduct (productmarktcombinatie). 

4.1.4 Normen financiële ratio's

In onderstaand overzicht staan de normen die wij hanteren voor de financiële ratio's. De normen van de externe toezichthouder Aw en van borgstellen WSW staan ook in het overzicht. De interne normen zijn minimaal gelijk aan de externe normen. In het financieel beleid leggen wij vast hoe wij onze interne normen hebben bepaald. Deze worden jaarlijks beoordeeld en indien nodig herijkt. Onderstaande normen zijn gehanteerd voor de begroting 2024.

Definitie Norm extern (DAEB) Norm intern (DAEB) Norm extern (niet-DAEB) Norm intern (niet-DAEB)
Interest Coverage Ratio (ICR) min. 1,4 min. 1,6 min. 1,8 min. 1,8
Rentedekkingsgraad; het operationele resultaat exclusief rentelasten ten opzichte van de rentelasten        
Loan to Value max. 85% max. 80% max. 75% max. 75%
Maximaal percentage van de nominale schuld ten opzichte van de beleidswaarde van het bezit        
Solvabiliteit min. 15% min. 15% min. 40% min. 40%
Minimaal percentage van het eigen vermogen in relatie tot het balanstotaal op basis van de beleidswaarde        
Dekkingsratio max. 70% max. 70% max. 70% max. 70%
Maximaal percentage van de schuld gewaardeerd op marktwaarde ten opzichte van de marktwaarde in verhuurde staat van het bezit        
Onderpandratio max. 70% max. 70% max. 70% max. 70%
Maximaal percentage van de schuld gewaardeerd op marktwaarde ten opzichte van de in onderpand gegeven materiële vaste activa gewaardeerd op marktwaarde in verhuurde staat        

In november 2024 is er een addendum op het financieel beleid 2023 vastgesteld in verband met beleidswaarde 2.0.

4.2 Jaarresultaat en financiële positie

In dit hoofdstuk geven we inzicht in het jaarresultaat en in de belangrijkste financiële ratio's per jaareinde 2024. De interne normen van de financiële ratio's zijn vastgelegd en toegelicht in de vorige paragraaf.  

Jaarresultaat 2024

Het jaarresultaat 2024 na belastingen bedraagt € 143,0 miljoen positief. Vorig jaar was het resultaat € 52,5 miljoen negatief; een resultaatstijging van 195,5 miljoen. 

Het genormaliseerde resultaat is € 7,6 miljoen lager dan vorig jaar en bedraagt over 2024 € 14,4 miljoen. De afname wordt met name veroorzaakt door het lagere verkoopresultaat in verband met de verkoopstop en de hogere onderhoudskosten.

De volgende tabel toont de opbouw van het financiële resultaat van 2024 ten opzichte van 2023.

(bedragen x € 1.000) 2024 2023
Netto resultaat exploitatie vastgoedportefeuille  44.090   47.166 
Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille  928   4.412 
Netto resultaat overige activiteiten  175   121 
Overige organisatiekosten  -5.785   -6.205 
Kosten leefbaarheid  -1.037   -736 
Financiële baten en lasten  -16.368   -15.471 
Resultaat deelnemingen  -34   -27 
Belastingen  -7.526   -7.227 
Genormaliseerd resultaat na belastingen  14.443   22.033 
Waardeverandering financiële vaste activa en effecten  1.131   -7 
Waardeveranderingen vastgoedportefeuille  127.385   -74.548 
Resultaat na belastingen inclusief waardeveranderingen  142.960   -52.521 

Interest coverage ratio

De ICR geeft aan in hoeverre we in staat zijn om te voldoen aan bruto rente-uitgaven uit de kasstroom uit operationele activiteiten (inclusief vennootschapsbelasting) voor rente-ontvangsten en rente-uitgaven. Wij gebruiken intern een normwaarde van 1,6 (AW en WSW hanteren 1,4).

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Jaar ICR Norm
2024 1,88 1,60
2023 2,36 1,60
2022 2,66 1,60

In 2024 realiseerden we een ICR van 1,87 (realisatie 2023 2,36). Dit was lager dan de begrote ICR van 2,21. De lagere  ICR kan worden verklaard door een lagere operationele kasstroom.

Loan to Value

De Loan to Value (waardering op beleidswaarde) geeft de financiering uitgedrukt in een percentage van de beleidswaarde van het DAEB en niet-DAEB bezit weer. De Loan to Value voor 2024 komt uit op 40,0 procent. Wij hanteren intern een normwaarde van 65 procent (AW en WSW hanteren een norm van 70 procent voor DAEB) op basis van de beleidswaarde 2.0.

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Jaar LTV (beleidswaarde) Norm
2024 40,0 80
2023 54,0 80
2022 40,5 77

Solvabiliteit

De solvabiliteit (bij waardering op beleidswaarde) geeft aan welk deel van onze bezittingen is gefinancierd met eigen vermogen (inclusief herwaarderingsreserve). En welk deel we financierden met vreemd vermogen. De solvabiliteit geeft aan of we op lange termijn aan onze verplichtingen kunnen voldoen. De solvabiliteit voor 2024 komt uit op 54,4 procent op basis van beleidswaarde 2.0.

De intern gehanteerde norm is 30 procent, gelijk aan de norm van het Aw en WSW.

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Jaar Solvabiliteit (beleidswaarde) Norm
2024 54,4 15
2023 37,4 15
2022 53,2 15

Dekkingsratio

De dekkingsratio (op basis van marktwaarde in verhuurde staat) geeft het plafond aan van de borgingsfaciliteit van het WSW. Deze wordt bepaald door het schuldrestant van de bij het WSW geborgde leningen in verhouding tot de marktwaarde in verhuurde staat van het bij het WSW ingezette onderpand. De intern gehanteerde norm is 70 procent (Aw en WSW: 70 procent).

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Jaar Dekkingsratio (marktwaarde in verhuurde staat) Norm
2024 29,3 70
2023 27,9 70
2022 26,3 70

4.3 Waardeontwikkeling vastgoed en vermogen

4.3.1 Waardeontwikkeling vastgoed

De marktwaarde in verhuurde staat (vervolg marktwaarde) en de beleidswaarde bepalen we op basis van de uitgangspunten zoals opgenomen in het waarderingshandboek.

Marktwaarde

In de jaarrekening moeten woningcorporaties de activa waarderen op marktwaarde in verhuurde staat. Dit is vastgelegd in de Woningwet.

De marktwaarde van onze activa bedraagt in 2024  € 2.207 miljoen. Deze berekening is gebaseerd op de basisvariant voor onze woningen en woonwagens en de full versie voor ons overig bezit (BOG, MOG, ZOG). In 2023 bedroeg de marktwaarde € 2.030 miljoen. Dit betekent een stijging van € 176 miljoen oftewel een waardestijging van 8,7 procent. 

De stijging van de marktwaarde in 2024 van € 176 miljoen wordt verklaard door:

Ontwikkeling marktwaarde in verhuurde staat 2024 (x € 1 mln)  
   
Voorraadmutaties 3
Mutatie vastgoedgegevens 79
Methodische wijzigingen handboek en software 15
Parameteraanpassingen als gevolg van validatie handboek -105
Parameteraanpassingen als gevolg van marktontwikkelingen 184
Totale stijging 2024 176

Beleidswaarde

Vanaf jaarrekening 2024 wordt de beleidswaarde bepaald op basis van een aantal gewijzigde uitgangspunten:

  • Het aanpassen van de disconteringsvoet naar een niveau dat beter past bij een sociale verhuurder (4,17% voor DAEB t.o.v. de oude discontovoet van 5,50% - 8,61%).
  • In plaats van 15 jaar looptijd met een eindwaarde wordt de looptijd gesteld op 60 jaar zonder eindwaarde.
  • De onderhoudsnorm die standaard voor de gehele levensduur geldt, wordt vervangen door onderhoud op basis van een Meer Jaren Onderhoud Begroting (MJOB), met jaarlijks variërende onderhoudslasten.
  • Verplichtingen: de Nationale Prestatieafspraken (NPA) om E, F en G labels uit te faseren. Per label is een concreet investeringsbedrag berekend dat in de beleidswaarde opgenomen moet worden. Deze bedragen zijn gebaseerd op een modelmatige doorrekening.

Bij de beleidswaarde berekening is rekening gehouden met het het beschikbaar blijven van de woningen in exploitatie en worden niet uitgepond. Beschikbaarheid laat een afslag zien van € 340 miljoen.

Bij het bepalen van de marktwaarde wordt de huur na mutatie op de markthuur gezet en worden woningen uitgepond als dit een hogere marktwaarde oplevert. Als corporatie hebben we de maatschappelijke taak om woningen te blijven verhuren voor een betaalbare huurprijs en zullen we deze waarde dus nooit ontvangen. Deze keuze voor betaalbaarheid geeft een daling van de marktwaarde van € 627 miljoen.

Verder  wijken onze kosten voor kwaliteit en beheer af van de normatieve kosten die beleggers hanteren. Dit heeft onder meer te maken met de uitgaven die we doen voor onze hogere onderhoudseisen en leefbaarheid. Voor onze onderhoudslasten bedraagt de afslag € 315 miljoen en voor onze beheerlasten bedraagt dit € 86 miljoen.

Als laatst wordt de marktdisconteringsvoet vervangen door de sociale disconteringsvoet. Deze bedraagt voor het DAEB bezit  4,17% en voor Niet-DAEB 4,70%. Dit geeft een stijging van € 549 miljoen.

Daarmee komt de beleidswaarde uit op € 1.387 miljoen.

WOZ waarde

De gemeenten hebben de waarde van ons bezit voor de onroerendzaakbelasting getaxeerd op € 3.144 miljoen (prijspeil 1 januari 2023). Volgens de jaarrekening 2023 bedroeg de WOZ-waarde € 3.029 miljoen (prijspeil 1 januari 2022). Dit betekent voor 2024 een waardestijging van 3,8 procent voor het totale bezit. 

Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de waardering van de activa in 2024 bij toepassing van de verschillende waarderingsmethodieken.

Waardeverandering van de activa

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Onderdeel 2024 2023
WOZ waarde 3.144 3.029
MW verhuurde staat 2.207 2.030
Beleidswaarde 1.387 939

4.3.2 Waardeontwikkeling vermogen

Ons eigen vermogen is in 2024 met € 143 miljoen, zijnde het positieve jaarresultaat, gestegen naar € 1.604 miljoen. Het gerealiseerde resultaat over 2024 is daarmee € 134 miljoen hoger dan begroot (€ 9 miljoen). Dit verschil is voornamelijk te verklaren door de waardeverandering van de vastgoed portefeuille (+/+ €128 miljoen). 

De hoogte van het eigen vermogen hangt sterk af van de gehanteerde waarderingsgrondslagen voor de vastgoedbeleggingen in exploitatie. De volgende grafiek laat het eigen vermogen zien bij de verschillende waarderingstoepassingen.

Eigen vermogen 2024

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

  2024 2023
WOZ waarde 2.542 2.460
MW verhuurde staat 1.604 1.461
Beleidswaarde 785 370

Beleidsmatige beschouwing op het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie

Actium maakt een inschatting van het gedeelte van het eigen vermogen dat bij ongewijzigd beleid niet of eerst op zeer lange termijn realiseerbaar is. Deze schatting ligt in lijn met het verschil tussen de beleidswaarde van het DAEB-bezit en het niet-DAEB bezit in exploitatie en de marktwaarde in verhuurde staat van dit bezit, en bedraagt € 820 miljoen. 

Dit impliceert dat circa 51 procent van het totale eigen vermogen niet of eerst op zeer lange termijn realiseerbaar is. Gezien de volatiliteit van (met name) de beleidswaarde, is dit aan fluctuaties onderhevig. 

Verklaring verschil eigen vermogen

Het eigen vermogen volgens de balans, is gebaseerd op de waardering van de activa op de marktwaarde in verhuurde staat. 

De marktwaarde in verhuurde staat gaat uit van winstmaximalisatie met markthuren of uitponden bij mutatie en minimale normen voor beheer en onderhoud. Wij hebben de maatschappelijke plicht om voldoende betaalbare woningen te (blijven) verhuren aan onze doelgroep. Deze woningen moeten voldoen aan onze interne kwaliteitseisen, want wij willen goede service bieden aan onze huurders. We voelen ons verantwoordelijk voor hun leefomgeving en wooncomfort. Genoemde factoren leiden tot een lager vermogen van € 820 miljoen (circa €50k per gewogen vhe). Dit is onze maatschappelijke inbreng.

4.4 Kasstromen

Het jaarresultaat wordt sterk beïnvloed door effecten van boekhoudkundige aard. Met name door af- en opwaarderingen vastgoed en de onrendabele top van te ontwikkelen vastgoed. De kasstromen geven een objectiever beeld van de ontwikkeling van de financiële positie. De gerealiseerde kasstromen (operationeel en investeringen) in 2024 zijn:

  Realisatie Begroting Verschil Verschil in %
Operationele kasstroom 14,0 20,4 -6,4 -31%
(Des)investeringskasstroom -64,3 -99,1 34,8 -35%
Financieringskasstroom 47,1 78,8 -31,7 -40%
  -3,2 0,1 -3,3  

Toelichting operationele kasstroom

De operationele kasstroom komt € 6,4 mln lager uit dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de volgende posten:

  • Meer huur ontvangen(€ 1,4 mln)
  • Minder ontvangen vergoedingen (€ 0,7 mln)
  • Minder renteontvangsten ( € 0,2 mln)
  • Meer betalingen aan werknemers  (€ 0,2 mln)
  • Meer onderhoud (€ 9,4 mln)
  • Minder overige bedrijfsuitgaven (€ 1,8 mln)
  • Minder betaalde interest (€ 0,7 mln)
  • Minder sectorspecifieke heffing (€ 0,7 mln)
  • Meer Vennootschapsbelasting (€0,3 mln)

Toelichting (des)investeringskasstroom

De (des)investeringskasstroom komt € 34,8 mln lager uit voornamelijk door:

  • Uitstellen van nieuwbouwprojecten (€ 17 mln)
  • Uitstellen van woningverbeteringen (€ 19,7 mln)
  • Niet begroot aankoop eenheden (1,9 mln)

4.5 Financiering en Renterisicobeheer

4.5.1 Financiering

De basis voor onze financiering is het Treasury- en beleggingsstatuut, dat in 2023 is vastgesteld en het financieringsbeleid, dat in 2024 is geformuleerd. Deze documenten vormen de fundamenten van ons beleid en bieden richtlijnen voor het beheer van financiële middelen en het minimaliseren van risico's.

Beleid

Voor een kapitaalintensieve organisatie is het, om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen, van belang de juiste keuzes te maken in de financiering van onze activiteiten. Ons financieringsbeleid kent de volgende subdoelstellingen die zijn opgenomen in het treasury- en beleggingsstatuut:

  • blijvend toegang tot de geld- en kapitaalmarkt om te voldoen aan de betalingsverplichtingen en de mogelijkheid om nieuwe projecten te financieren;
  • het identificeren en het beheersbaar houden van risico’s.

Financiering en financierbaarheid voeren we uit onder de regeling van het Treasury- en beleggingsstatuut.

Uitgangspunt in dit statuut is dat we voldoen aan de Aw/WSW-voorschriften. Ons primaire doel is het minimaliseren van de gemiddelde vermogenskostenvoet en het egaliseren van renterisico’s in de tijd. De normen en streefwaarden die we daarbij hanteren zijn vastgelegd in het Financieringsbeleid en vallen binnen de normen van het Financieel beleid en het Treasury- en beleggingsstatuut. 

We zijn voor de financiering van de bedrijfsactiviteiten, dus ook voor investeringen, voor een belangrijk deel aangewezen op vreemd vermogensverschaffers. Doorgaans zijn dat de BNG en de Waterschapsbank. Vanaf 2020 is er wel een verandering ontstaan en komen er andere vermogensverschaffers bij zoals Achmea, Aegon en vanaf 2024 ING bank. Verschaffers van vreemd vermogen zijn daartoe alleen bereid als zij er voldoende vertrouwen in hebben dat wij steeds in staat zijn om rentebetalingen en aflossingen te voldoen. Bij dat vertrouwen speelt het WSW een belangrijke rol. Daarom wordt in het statuut, waar nodig, op parameters van het Aw/WSW aangesloten.

Veruit de belangrijkste eis is de kasstroomtoets (ICR). Jaarlijks voert het Aw/WSW een toets uit op de bij Corpodata ingediende informatie (dPi). Deze toets laat zien in hoeverre de zogenaamde operationele kasstroom voor de komende vijf jaar (steeds) toereikend is om renteverplichtingen te voldoen. Het gaat hier om prognosegegevens die uiteraard zo realistisch mogelijk moeten zijn.

Daarnaast beoordeelt het Aw/WSW de verhouding van het vreemd vermogen ten opzichte van de materiële vaste activa in exploitatie, gemeten naar de beleidswaarde (Loan to Value).

Bedrijfsactiviteiten worden in eerste instantie gefinancierd met eigen middelen. Het aantrekken van middelen is afhankelijk van het tempo waarin verkopen van bestaande woningen worden geëffectueerd en investeringen in nieuwbouw en herstructurering plaatsvinden. Financiering op maat is hierbij gewenst en noodzakelijk. Onze financieringsbehoefte wordt bepaald door de financiële meerjarenprognose voor vijf jaar. Vanuit de jaarlijkse begroting vloeit een prognose voor één jaar voort. Deze prognose verwerken we in het treasury jaarplan. Het vormt de basis voor de uitvoering, de aansturing van en de controle op de treasury werkzaamheden voor het komende jaar. In de tertiale rapportage nemen we de nieuwe prognose met betrekking tot de liquiditeitsbehoefte op tot het einde van het jaar. Hierbij maken we een analyse van de verschillen ten opzichte van het jaarplan.

Op basis van de kasstroomprognose stellen we het treasury jaarplan op als onderdeel van de begroting. In dit plan beschrijven we de operationele acties met betrekking tot de treasury, zoals het aflossen en aantrekken van leningen.

Het treasury- en beleggingsstatuut (TS), het Financieringsbeleid (FB) en de Administratie Organisatie/Interne Controle (AO/IC) binnen het vastgestelde reglement financieel beleid en beheer, bepalen de spelregels waarbinnen we treasury-activiteiten uitvoeren. Het treasury jaarplan is ondergeschikt aan de geldende wet- en regelgeving en/of het TS en/of het FB en of de AO/IC van Actium.

Leningenportefeuille

Ultimo 2024 zijn onze materiële vaste activa (op beleidswaarde) voor 41% gefinancierd met vreemd vermogen. Van het schuldrestant van € 569,7 mln eind 2024 inclusief € 15,3 mln wat nog opgenomen kan worden, wordt € 564,1 mln (99,0%) geborgd door het WSW. € 5,6 mln (1,0%) wordt geborgd door gemeenten. De aflossingsverplichting 2025 is € 6,5 mln en is verantwoord onder kortlopende schulden.

Naar aanleiding van de beoordeling van de financiële positie heeft het WSW op 24 juli 2024 verklaard dat wij voldoen aan hun eisen van kredietwaardigheid. Het borgingsplafond, wat het maximale bedrag aan geborgde leningen is, komt voor 2024 uit op € 576,4 mln. Voor 2025 en 2026 is dit voorlopig € 654,9 mln en € 783,2 mln. Dit borgingsplafond is gebaseerd op de investerings- en herfinancieringsprognose 2024-2026.

In 2024 losten we een totaal van € 13,1 mln aan leningen af. In 2024 zijn er zes nieuwe leningen ontvangen met een totaal bedrag van € 72,5 mln. Daarnaast  is er een bedrag van € 12,3 mln teruggeplaatst van de roll-over leningen met variabele hoofdsom. Per saldo bedraagt de kasstroom uit financieringsactiviteiten € 47,1 mln. 

De in 2021 aangetrokken obligolening met een variabele hoofdsom van € 11,6 mln als onderdeel van het borgstelsel van WSW is in 2024 verhoogd naar € 13,0 mln (2,3% van het geborgde schuldrestant ultimo 2024). Deze lening is volledig teruggeplaatst en hierop kan alleen het WSW een beroep doen wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben.

In 2024 trokken we geen leningen aan die nog gestort moeten worden in 2025 of volgende jaren.

De variabele roll-over leningen zijn op balansdatum 2024 niet volledig opgenomen. Er is totaal een bedrag van € 15,3 mln teruggeplaatst. De leningenportefeuille bestaat uit 76 leningen van in totaal achtgeldverstrekkers.

4.5.2 Renterisicobeheer

Bescherming tegen renterisico

Flexibiliteit in financiering is wenselijk en daarvoor worden mogelijkheden binnen onze leningenportefeuille gecreëerd.

We maken daarbij gebruik van roll-over leningen met een variabele hoofdsom. Deze leningen kunnen wij op de door ons gewenste momenten aflossen en weer opnemen. Ultimo 2024 bestaat de leningenportefeuille voor 4,6% uit dit soort leningen. Deze kennen een renteconversie-moment van één week of één maand. Daarnaast hebben wij twee roll-over leningen met een vaste hoofdsom (1,2% van de leningenportefeuille). Uit de roll-over leningen kunnen renterisico’s volgen. Om deze risico’s af te dekken, maken we gebruik van de volgende derivaatproducten: embedded caps en embedded floors. 

De variabele roll-over leningen zijn op balansdatum voor 41% opgenomen.

Renterisico (Aw/WSW methodiek)

Volgens de richtlijnen van het Aw/WSW bestaat het renterisico uit de eindaflossingen en reguliere aflossingen van leningen, renteconversies, opslagherziening van basisrente (voor 50%) en rente-instrumenten. Het Aw/WSW houdt geen rekening met voorgenomen investeringen. Het Aw/WSW beschouwt per jaar minder dan 15% renterisico over de eerste vijf jaren als een laag risico.

Wij hanteren intern de norm van 15%, waaraan jaarlijks wordt voldaan.

Interne organisatie

Binnen de interne organisatie van de treasury-functie is de directeur-bestuurder eindverantwoordelijk en houdt de Raad van Commissarissen (RvC) toezicht. De verschillende rollen en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in het reglement financieel beleid en beheer.

Onze treasurycommissie (TC) bestaat uit de manager bedrijfsvoering, twee medewerkers P&C (uitvoerenden) en een vaste externe adviseur (Zanders). De directeur-bestuurder en concern-controller zijn als toehoorder aanwezig bij de vergaderingen van de TC.

De TC komt minimaal vier keer per jaar bijeen. Alle besluiten over het aangaan van nieuwe transacties, oversluitingen en alle besluiten die gaan over derivaten worden besproken in de TC. De TC adviseert hierover aan de directeur-bestuurder en de transactievoorstellen worden voor akkoord geparafeerd door de directeur-bestuurder en de manager bedrijfsvoering. Pas daarna is de medewerker P&C bevoegd tot het uitvoeren van de genomen besluiten. De TC handelt binnen de kaders van het treasury- en beleggingsstatuut, het financieringsbeleid en het treasury jaarplan. In het treasury- en beleggingsstatuut zijn de minimale ratingseisen vastgesteld ter beperking van het krediet-/tegenpartijrisico.

De interne organisatie rondom derivaten is verder uitgewerkt in het treasury- en beleggingsstatuut (TS). Dit statuut is in 2023 geactualiseerd en vastgesteld door de directeur-bestuurder en goedgekeurd door de RvC. In het TS staan de risico’s die de treasury functie raken, waaronder het renterisico, het kredietrisico, het liquiditeitsrisico, het tegenpartijrisico en de risico’s rondom derivaten en beleggingen. De beheersing van de genoemde risico’s vindt plaats door het stellen van kaders en randvoorwaarden in het TS, die verder zijn uitgewerkt in het Financieringsbeleid (FB). Bij besluitvorming vormen de kaders en randvoorwaarden uit het TS en FB het toetsingskader.

Treasury maakt integraal onderdeel uit van de interne sturing en beheersing en is geïntegreerd in de P&C-cyclus. Zo stellen we jaarlijks een treasury jaarplan op als onderdeel van de begroting en rapporteren we ieder tertiaal over de voortgang. Er bestaat functiescheiding in de treasuryfunctie door de front- en de backoffice bij verschillende afdelingen en functionarissen te beleggen.

Om voldoende professionaliteit te waarborgen binnen de toezichthoudende rol van de RvC wordt periodiek een treasury-cursus of -seminar gevolgd. Daarnaast hebben meerdere leden van de RvC een financiële achtergrond.

4.6 Meerjarenperspectief

Jaarlijks met het opstellen van het jaarplan en de financiële (meerjaren-)begroting toetsen we of onze plannen ook meerjarig binnen onze financiële kaders passen. Daarbij houden we ook rekening met de eventuele effecten van bepaalde ontwikkelingen of keuzes op de ratio's, vertaald naar verschillende mogelijke scenario's. 

Onderstaande tabel laat de verwachte financiële ratio's zien voor de periode 2025-2029 (bron: Actium jaarplan 2025, inclusief financiële meerjarenbegroting 2025-2029).

Er is geen rekening gehouden met de huurbevriezing die in april 2025 is aangekondigd. 

Financiële ratio's 2025 2026 2027 2028 2029
ICR 2,11 1,98 1,99 1,68 1,54
Loan to Value (Beleidswaarde) 44,3% 48,4% 51,5% 54,6% 60,9%
Solvabiliteit (Beleidswaarde) 52,6% 48,3% 44,8% 40,5% 34,4%
Dekkingsratio (Marktwaarde) 33,3% 35,7% 37,5% 39,2% 42,8%
Onderpandratio (Marktwaarde) 33,1% 35,6% 37,4% 39,2% 42,8%

Belangrijke risicofactoren die van invloed kunnen zijn op onze ratio's zijn:

  • politieke ontwikkelingen, onder meer op het gebied van milieubeleid, huurbeleid, woningmarktbeleid;
  • belastingen en heffingen (bijvoorbeeld vennootschapsbelasting en WOZ-belasting);
  • consequenties wet- en regelgeving, waaronder de Omgevingswet;
  • marktontwikkelingen in de bouwsector en het risico van prijsstijgingen;
  • (prijs-)ontwikkeling in de woningmarkt en de realisatie van verkopen;
  • rente-ontwikkelingen op de kapitaalmarkt;
  • gevolgen van geo-politieke spanningen in de wereld. 

4.7 Verbindingen

We hebben één verbinding: Dingspel Assen BV. Dingspel Assen BV is bij notariële akte opgericht op 15 maart 2007. Vennoten van deze besloten vennootschap waren Woonstichting Actium, Stichting Woningbeheer Assen en Credo Integrale Planontwikkeling BV. Credo Integrale Planontwikkeling BV heeft 33,33 procent van de geplaatste aandelen en Stichting Actium (na de fusie met Stichting Woningbeheer Assen) 66,67 procent van de geplaatste aandelen.

Het doel van de samenwerking met Credo Integrale Planontwikkeling BV is om de transformatie tot stedelijk woongebied van een gedeelte van het oude stadsbedrijventerrein in Assen te realiseren. Deze samenwerking is vastgelegd in het Treanth Consortium.

Dingspel Assen BV heeft ten doel het ten behoeve van de volkshuisvesting ontwikkelen en optimaliseren van woningbouw. Onder meer door de aan- en verkoop van onroerende zaken en het beheren van de verworven locaties. Wij bezitten twee derde deel van het geplaatste aandelenkapitaal van € 18.000. Er zijn tot nu toe geen woningen in de verbinding gerealiseerd. Ter gedeeltelijke financiering van de door Dingspel Assen BV verrichte aankopen, verstrekken wij geldleningen van in totaal nominaal € 1.110.138. Voorwaarden zijn dat deze geldleningen uitsluitend bestemd zijn voor de financiering van locaties binnen het plangebied Havenkwartier. De geldlening is per 1 januari 2024 verlengd met drie jaar en loopt tot 1 januari 2027. Hiervoor is ontheffing door de Autoriteit woningcorporaties ontvangen. 

Dingspel Assen BV is niet geconsolideerd meegenomen in de jaarrekening. In 2024 vonden geen nieuwe verwervingen plaats, evenmin zijn opstallen verkocht. Het verschuldigde rentepercentage bedraagt de jaarlijks op 1 januari geldende 1-jaars Euribor, verhoogd met 1 procent. De rente wordt aan het einde van ieder kwartaal voldaan. De verdeling hiervan vindt plaats conform de lening verhouding.

Het resultaat over het boekjaar 2024 bedraagt € 51.542 negatief. In 2023 was dit € 40.051 negatief. Het resultaat wordt in mindering gebracht op het eigen vermogen van Dingspel Assen BV. Voor het aandeel in het negatieve vermogen van Dingspel namen wij geen voorziening op omdat wij ons niet aansprakelijk stelden voor de schulden die door Dingspel zijn aangegaan.

In 2016 hebben wij wel een voorziening getroffen voor de verstrekte geldleningen. Reden hiervoor is de grote afwijking van de WOZ-waarde van de panden ten opzichte van de oorspronkelijke aanschafwaarde waarvoor de geldleningen zijn verstrekt.

De directeur-bestuurder van Actium is tevens bestuurder van de verbinding. Daarmee valt de verbinding ook onder het toezicht van de Raad van Commissarissen van Actium. De jaarrekeningen van de verbindingen worden goedgekeurd door de Raad van Commissarissen, net als activiteiten die in de verbinding plaatsvinden.

Deelneming Dingspel Assen BV wordt gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode. Dat is de nettovermogenswaarde ultimo boekjaar. Dit betekent dat de deelneming wordt gewaardeerd op dezelfde grondslagen als die van Actium. De deelneming heeft een negatief eigen vermogen en daarmee een negatieve netto vermogenswaarde. In naleving van de richtlijn RJ252.402 is geen voorziening getroffen voor de deelneming.

4.8 Fiscaliteiten

Op het gebied van fiscaliteiten wil Actium in control zijn. Daartoe zijn we eerder al gestart met het instellen van een Fiscale commissie die meerdere keren per jaar bijeenkomt om de ontwikkelingen op het gebied van fiscaliteiten te bespreken. Daarnaast is er een fiscaal statuut opgesteld en goedgekeurd door de Raad van Commissarissen.

Fiscale strategie

Actium typeert zichzelf als risicobewuste corporatie. Dat wil niet zeggen dat zij in voorkomende gevallen niet zal streven naar een fiscaal optimale positie binnen de grenzen van het fiscaal recht, maar dit moet worden beschouwd in relatie tot onder meer de risico-inschatting en beheersing van kasstromen. Daarom hanteert Actium als maatschappelijke organisatie een hoge ethische norm als het gaat om fiscaliteiten. Passende kernwaarden hierbij zijn: transparant (in communicatie en verantwoording), pragmatisch (in uitvoering en beheersing) en betrouwbaar (richting andere partijen en organisaties).

Fiscale commissie

In haar fiscaal statuut heeft Actium benoemd hoe de rolverdeling, verantwoordelijkheden en taken en bevoegdheden op het gebied van fiscaliteiten zijn belegd. In de Fiscale commissie wordt de voortgang van fiscale aangelegenheden besproken. Naast de fiscale actualiteiten komen ook de verbeterpunten waarop Actium zichzelf wil ontwikkelen aan bod.

Ontwikkelingen

Op 14 december 2023 heeft het Ministerie van Financiën een nieuw BTW vastgoedbesluit gepubliceerd. Dit besluit bevat onder andere wijzigingen in de BTW-behandeling van servicekosten, die ingaan op 1 januari 2025.

 In 2024 heeft Actium overleg gevoerd met de Belastingdienst over de servicecomponenten die door de wijzigingen uit het vastgoedbesluit belast worden. Daarnaast is er gesproken over de verhuur van parkeerplaatsen en garageboxen, die onder bepaalde omstandigheden ook met BTW verhuurd hadden moeten worden. Verder is een teruggaaf van BTW overeengekomen met de Belastingdienst voor een deel van de kosten van de geplaatste laadpalen bij het kantoorpand.

 Per 1 januari 2025 zijn deze wijzigingen verwerkt in de administratie van Actium.

Naast de afstemming over de BTW heeft Actium ook overleg gehad met de Belastingdienst over het eigenbouwerschap in het kader van het verduurzamingsprogramma. Op basis van de gegeven feiten en omstandigheden is Actium als eigenbouwer aangemerkt.

Actium heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslagen 2019 en 2020 en is ook voornemens om bezwaar te maken tegen de definitieve aanslag Vpb 2021 en 2022 in verband met artikel 15b Wet Vpb.

De aangiftes 2023 en 2024 zijn nog niet ingediend, het belastbaar bedrag is gebaseerd op de huidige stand van de fiscale opstelling.

Versie: v8.2.35

Software voor digital-first corporate reporting

Creëer op efficiënte wijze publicaties die impact maken

Met iwink.report maak je publicaties op een eenvoudige en efficiënte manier. Je bespaart tijd, fouten en stress. Vanuit één plek publiceer je naar een volwaardige webversie, PDF en iXBRL-bestand. Zo geef je lezers de best mogelijke ervaring.

Meer over iwink.report