Spring naar inhoud

Financiën

We zijn financieel gezond

4.1 Financiële strategie

In 2018 herijkten we onze financiële strategie. Deze strategie is nog steeds van toepassing. De financiële strategie moet de lange termijn financiële continuïteit van Actium waarborgen. Wij sluiten daarbij aan bij de eisen die vanuit extern toezicht worden gesteld. Door rekening te houden met mogelijke risico’s die Actium loopt en haar risicobereidheid stelt Actium haar eigen interne financiële ratio’s vast. De financiële strategie stelt eisen aan de financiële ratio’s, ongeacht de keuzes voor de vastgoedportefeuille en de bedrijfsvoering. De verbinding met deze bedrijfsactiviteiten is nader vastgelegd in het financiële beleid. Daarbij blijft de financiële strategie boven alles randvoorwaardelijk. 

4.1.1 Positionering en samenhang

In 2020 is het financieel beleid opnieuw vastgesteld. Het financieel beleid geeft, aanvullend op de financiële strategie, nadere duiding aan de door ons te hanteren financiële normen, in afstemming met de bedrijfsactiviteiten. 

De samenhang tussen de diverse strategie- en beleidsvormen vertalen we in het volgende overzicht:

4.1.2 Risicobereidheid

Gezien onze maatschappelijke doelstellingen kiest Actium ervoor om een risicobewuste corporatie te zijn. Om ons vermogen optimaal te kunnen inzetten ten behoeve van onze volkshuisvestelijke doelen gaan we weloverwogen om met de mogelijke risico’s. Dat is zichtbaar in de huidige gezonde financiële positie. Wij proberen risico’s zoveel mogelijk te beperken, mits de (kosten van de) beheersmaatregelen in een gezonde relatie staan tot de hoogte van de mogelijke risico’s, passend bij onze taakstelling. Deze risicobereidheid vertaalt zich onder meer in het aanhouden van een hogere financiële buffer dan voorgeschreven door de externe toezichthouder en een voorkeur voor een zekere bedrijfsvoering boven eventuele resultaatmaximalisatie.

We werken in een wereld waarin veel verandert als het gaat om toezicht en wet- en regelgeving. Ook spelen er maatschappelijke ontwikkelingen die direct of indirect invloed hebben op ons beleid. Dat brengt risico’s met zich mee. De risico’s zijn beoordeeld op mogelijke impact en de kans dat het risico zich voordoet. Deze kwantificering hebben we vervolgens gebruikt voor het bepalen van onze interne norm voor twee financiële kengetallen: de ICR en de Loan to Value.

4.1.3 Kaders financiële strategie

Het hoofddoel van onze financiële strategie is het waarborgen van de financiële continuïteit binnen de vastgestelde kaders vanuit wet- en regelgeving. Die continuïteit waarborgen we door sturing op onze financiële ratio’s. Deze zijn vastgesteld vanuit de volgende subdoelen:

  1. We zetten de kasstromen maximaal in voor de realisatie van onze volkshuisvestelijke opgaven.
  2. We dragen zorg voor voldoende solvabiliteit om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen en om daarmee financierbaar te blijven.
  3. Het resultaat op onze primaire bedrijfsvoering is positief. We zijn financieel in control door het stellen van en sturen op normen voor een aantal beïnvloedbare uitgaven, gericht op een passende prijs-prestatieverhouding.
  4. We streven naar vermogensontwikkeling door te sturen op de financiering in relatie tot waardecreatie.
  5. We streven naar waardeontwikkeling door het hanteren van een toetsingskader voor investeringen. 

Het scheppen van kaders vanuit de financiële strategie heeft als doel om richting te geven aan beleid en aan (meerjaren-)plannen. En is kaderstellend als het gaat om het bepalen van de maximale inzet voor het bereiken van onze doelen. Dit is alleen mogelijk wanneer we de financiële continuïteit kunnen waarborgen. 

Sturing

Bij het maken van keuzes voor de optimale inzet van onze financiële middelen hanteren we de volgende kaders:

Ad 1) Maximaal inzetten van de kasstromen

We streven naar het maximaal inzetten van onze kasstromen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit de portefeuillestrategie. Met behulp van een strategisch beleidsinstrument (SAM) beoordelen we de haalbaarheid van de gewenste transformatie in onze vastgoedportefeuille. Bij eventuele ruimte in de kasstromen zoeken we naar realistische invulling van die ruimte. Uitgangspunt is om onze kasstromen zo veel mogelijk in te zetten voor onze volkshuisvestelijke taak. Dit is een terugkerend proces. De invulling kunnen we vanuit verschillende beleidsgebieden invullen.

Bij het maken van de keuzes voor optimale inzet van de kasstromen hanteren we een kader voor de rentedekkingsgraad, te weten de ICR (Interest Coverage Ratio).

Ad 2) Financiële continuïteit

Investeren en financiering, maar ook het eigen vermogen en de ontwikkeling daarvan hangen nauw met elkaar samen. Dat heeft te maken met de functies die het eigen vermogen vervult. Het eigen vermogen vervult naast de bufferfunctie een financieringsfunctie. De eerste functie spreekt voor zich; indien risico’s optreden die nog niet waren ingecalculeerd, kan het eigen vermogen worden aangesproken. Van de tweede functie maken we gebruik bij investeringen in sociaal onroerend goed (DAEB-investeringen).

Het eigen vermogen heeft ook een vangnetfunctie. Als de beleidswaarde van een investering toch niet geheel dekkend is voor de investeringskosten, kunnen we op beheerste wijze additioneel gebruik van eigen vermogen. 

Het is daarom geboden een goed inzicht te hebben in de vermogenspositie en de ontwikkeling daarvan. Ook is het nodig om voor de buffer- en financieringsfunctie een minimum niveau te hanteren; slechts voor zover het eigen vermogen zich dan boven die grens begeeft, kan sprake zijn van een vangnet, zoals hiervoor beschreven.

We bewaken de financiële continuïteit door te sturen op de solvabiliteit. De solvabiliteit geeft de verhouding weer van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen. Een andere norm die de (ontwikkeling van de) financiële continuïteit weergeeft, is de Loan to Value (LtV). Deze ratio geeft de verhouding van het vreemd vermogen weer ten opzichte van de vastgoedbeleggingen in exploitatie, gewaardeerd op beleidswaarde. Omdat deze waarderingsgrondslag, evenals waardesturing, nog in ontwikkeling is, hanteren we onze eigen norm voor de LtV. 

Ad 3) Positief resultaat primaire bedrijfsvoering

Het positieve resultaat op de primaire bedrijfsvoering wordt in eerste instantie weergegeven door de operationele kasstromen. Aanvullend stellen we normen voor de hoogte van de netto beïnvloedbare bedrijfslasten. De normen worden jaarlijks herijkt en vastgelegd in de kaderbrief. De kaderbrief is de start van de planning & controlcyclus en geeft richting en kaders aan het opstellen van het jaarplan voor het aankomende jaar. 

Ad 4) Vermogensontwikkeling

We willen voorkomen dat we te veel vreemd vermogen aantrekken en daarmee onze financiële continuïteit in gevaar brengen. Daarom stellen we een grens aan de hoogte van de marktwaarde van de leningen in relatie tot de marktwaarde in verhuurde staat van het bezit. Dit is het financieringsplafond. Voorheen werd dit plafond bepaald op basis van de nominale waarde van de leningen, maar dit bleek voor het Aw en WSW niet voldoende zekerheid te geven bij liquidatie. Vandaar dat er in het nieuwe gezamenlijke beoordelingskader is gekozen voor de zogenaamde discontinuïteitsratio’s (dekkingsratio en onderpandratio), waarbij niet alleen naar de marktwaarde van het bezit, maar ook naar de marktwaarde van de leningen wordt gekeken. Deze dekkingsratio is door de Autoriteit woningcorporaties (Aw) en Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) gezet op 70 procent en is gelijk aan de interne norm die Actium hiervoor hanteert. Gezien de ruimte die er zit in de andere ratio’s waar Actium op stuurt en waar wel een eigen scherpere interne norm wordt gehanteerd, zien we geen noodzaak om hiervoor een eigen scherpere signaalnorm te bepalen. Er zit voldoende ruimte op de ratio om tijdig bij te sturen bij een (forse) waardedaling van de marktwaarde van het bezit en/of een (forse) stijging van de marktwaarde van de leningen. Ditzelfde geldt voor de onderpandratio.

Ad 5) Toetsingskader investeringen

We streven naar het maximaal inzetten van onze middelen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave bepalen we vanuit de portefeuillestrategie. Investeringsbeslissingen plaatsen we voornamelijk in het licht van de volkshuisvestelijke belangen, mits passend binnen de financiële meerjarenbegroting. 

Individuele investeringsbesluiten worden getoetst aan de meerjarenbegroting en aan het investeringsstatuut. Hierin liggen de financiële kaders vast per investeringsproduct (productmarktcombinatie). 

4.1.4 Normen financiële ratio's

In onderstaand overzicht staan de normen die wij hanteren voor de financiële ratio's. De normen van de externe toezichthouder Aw en van borgstellen WSW staan ook in het overzicht. De interne normen zijn minimaal gelijk aan de externe normen. In het financieel beleid leggen wij vast hoe wij onze interne normen hebben bepaald. Deze worden jaarlijks beoordeeld en indien nodig herijkt. 

Definitie Norm extern (DAEB) Norm intern (DAEB) Norm extern (niet-DAEB) Norm intern (niet-DAEB)
Interest Coverage Ratio (ICR) min. 1,4 min. 1,6 min. 1,8 min. 1,8
Rentedekkingsgraad; het operationele resultaat exclusief rentelasten ten opzichte van de rentelasten        
Loan to Value max. 85% max. 77% max. 75% max. 75%
Maximaal percentage van de nominale schuld ten opzichte van de beleidswaarde van het bezit        
Solvabiliteit min. 15% min. 15% min. 40% min. 40%
Minimaal percentage van het eigen vermogen in relatie tot het balanstotaal op basis van de beleidswaarde        
Dekkingsratio max. 70% max. 70% max. 70% max. 70%
Maximaal percentage van de schuld gewaardeerd op marktwaarde ten opzichte van de marktwaarde in verhuurde staat van het bezit        
Onderpandratio max. 70% max. 70% max. 70% max. 70%
Maximaal percentage van de schuld gewaardeerd op marktwaarde ten opzichte van de in onderpand gegeven materiële vaste activa gewaardeerd op marktwaarde in verhuurde staat        

4.2 Jaarresultaat en financiële positie

In dit hoofdstuk geven we inzicht in het jaarresultaat en in de belangrijkste financiële ratio's per jaareinde 2022. De interne normen van de financiële ratio's zijn vastgelegd en toegelicht in de vorige paragraaf.   

Jaarresultaat 2022

Het jaarresultaat 2022 na belastingen bedraagt € 45,8 miljoen negatief. Vorig jaar was het resultaat € 255,2 miljoen positief; een resultaatdaling van € 301 miljoen. De sterke daling heeft voor het grootste deel te maken met de negatieve waardeverandering van de activa van € 92 miljoen, die vorig jaar nog een toename van € 234 miljoen liet zien. 

Het genormaliseerde resultaat is € 10,9 miljoen hoger dan vorig jaar en bedraagt over 2022 € 25,2 miljoen. De toename wordt met name veroorzaakt door een hoger resultaat van de exploitatie van de vastgoedportefeuille (€ 5,7 miljoen) en lagere organisatielasten (€ 7,2 miljoen). Daarentegen waren de rentelasten (€ 1,2 miljoen) en de belasting (€ 1,1 miljoen) hoger dan vorig jaar. 

De organisatielasten vallen dit jaar lager uit, omdat hier vorig jaar eenmalig de bijdrage voor Vestia onderdeel van uitmaakte ten bedrage van € 7,9 miljoen.

De volgende tabel toont de opbouw van het financiële resultaat van 2022 ten opzichte van 2021.

(bedragen x € 1.000) 2022 2021
Netto resultaat exploitatie vastgoedportefeuille  50.526   44.864 
Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille  4.612   4.596 
Netto resultaat overige activiteiten  102   160 
Overige organisatiekosten  -5.156   -12.335 
Kosten leefbaarheid  -314   -810 
Financiële baten en lasten  -15.144   -13.896 
Resultaat deelnemingen  15   19 
Belastingen  -9.402   -8.280 
Genormaliseerd resultaat na belastingen  25.239   14.318 
Waardeverandering financiële vaste activa en effecten  21.021   6.756 
Waardeveranderingen vastgoedportefeuille  -92.072   234.162 
Resultaat na belastingen inclusief waardeveranderingen  -45.811   255.234 

Interest coverage ratio

De ICR geeft aan in hoeverre we in staat zijn om te voldoen aan bruto rente-uitgaven uit de kasstroom uit operationele activiteiten (inclusief vennootschapsbelasting) voor rente-ontvangsten en rente-uitgaven. Wij gebruiken intern een normwaarde van 1,6 (AW en WSW hanteren 1,4).

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

In 2022 realiseerden we een ICR van 2,66 (realisatie 2021 2,1). Dit was hoger dan de begrote ICR van 2,03. De hogere ICR kan worden verklaard door een hogere operationele kasstroom.

Loan to Value

De Loan to Value (waardering op beleidswaarde) geeft de financiering uitgedrukt in een percentage van de beleidswaarde van het DAEB en niet-DAEB bezit weer. De Loan to Value voor 2022  komt uit op 40,5 procent. Wij hanteren intern een normwaarde van 77 procent (AW en WSW hanteerden ten tijde van begroting een norm van 85 procent).  

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Solvabiliteit

De solvabiliteit (bij waardering op beleidswaarde) geeft aan welk deel van onze bezittingen is gefinancierd met eigen vermogen (inclusief herwaarderingsreserve). En welk deel we financierden met vreemd vermogen. De solvabiliteit geeft aan of we op lange termijn aan onze verplichtingen kunnen voldoen. De solvabiliteit voor 2022 komt uit op 53,2 procent.

De intern gehanteerde normwaarde is 15 procent (Aw en WSW hanteerden ten tijde van begroting een norm van 15 procent).

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Jaar Solvabiliteit (beleidswaarde) Norm
2022 53,2 15
2021 48,2 15
2020 41,8 26

Dekkingsratio

De dekkingsratio (op basis van marktwaarde in verhuurde staat) geeft het plafond aan van de borgingsfaciliteit van het WSW. Deze wordt bepaald door het schuldrestant van de bij het WSW geborgde leningen in verhouding tot de marktwaarde in verhuurde staat van het bij het WSW ingezette onderpand. De intern gehanteerde norm is 70 procent (Aw en WSW: 70 procent).

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

4.3 Waardeontwikkeling vastgoed en vermogen

4.3.1 Waardeontwikkeling vastgoed

De marktwaarde in verhuurde staat (vervolg marktwaarde) en de beleidswaarde bepalen we op basis van de uitgangspunten zoals opgenomen in het waarderingshandboek.

Marktwaarde

In de jaarrekening moeten woningcorporaties de activa waarderen op marktwaarde in verhuurde staat. Dit is vastgelegd in de Woningwet.

De marktwaarde van onze activa bedraagt in 2022  € 2.042 miljoen. Deze berekening is gebaseerd op de basisvariant voor onze woningen, parkeerplaatsen en woonwagens en de full versie voor ons overig bezit (BOG, MOG, ZOG). In 2021 bedroeg de marktwaarde € 2.071 miljoen. Dit betekent een daling van € 30 miljoen oftewel een waardedaling van 1,4 procent. 

De daling van de marktwaarde in 2022 van € 30 miljoen wordt verklaard door:

Ontwikkeling marktwaarde in verhuurde staat 2022 (x € 1 mln)    
     
Voorraadmutaties 23  
Mutatie vastgoedgegevens 172  
Methodische wijzigingen handboek en software 19  
Parameteraanpassingen als gevolg van validatie handboek 64  
Parameteraanpassingen als gevolg van marktontwikkelingen -308  
Totale stijging 2022 -30  

Beleidswaarde

De ontwikkeling van de beleidswaarde wordt deels beïnvloed door de ontwikkeling van de marktwaarde in verhuurde staat, omdat de beleidswaarde de marktwaarde als vertrekpunt neemt. 

Onderstaande figuur laat zien hoe de marktwaarde op basis van ons beleid van beschikbaarheid, betaalbaarheid, kwaliteit en beheer wordt aangepast naar de beleidswaarde.

De beleidswaarde is berekend op basis van de marktwaardemethodiek. In het kader van beschikbaarheid blijven de woningen in exploitatie en worden niet uitgepond. Beschikbaarheid laat een opslag zien, doordat er bij de marktwaarde meer complexen op doorexploiteren staan. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de afschaffing van de verhuurdersheffing. Bij doorexploiteren zijn bij de marktwaarde de gestegen overdrachtskosten in mindering gebracht. Bij de beleidswaarde worden er geen overdrachtskosten in mindering gebracht, vandaar dat dit in de waterval een opslag geeft van € 213 miljoen. 

Bij het bepalen van de marktwaarde wordt de huur na mutatie op de markthuur gezet en worden woningen uitgepond als dit een hogere marktwaarde oplevert. Als corporatie hebben we de maatschappelijke taak om woningen te blijven verhuren voor een betaalbare huurprijs en zullen we deze waarde dus nooit ontvangen. Deze keuze voor betaalbaarheid geeft een daling van de marktwaarde van € 699 miljoen.

Tenslotte wijken onze kosten voor kwaliteit en beheer af van de normatieve kosten die beleggers hanteren. Dit heeft onder meer te maken met de uitgaven die we doen voor onze hogere onderhoudseisen en leefbaarheid. Voor onze onderhoudslasten bedraagt de afslag € 264 miljoen en voor onze beheerlasten bedraagt dit € 102 miljoen. Daarmee komt de beleidswaarde uit op € 1.191 miljoen.

WOZ waarde

De gemeenten hebben de waarde van ons bezit voor de onroerendzaakbelasting getaxeerd op € 2.559 miljoen (prijspeil 1 januari 2021). Volgens de jaarrekening 2021 bedroeg de WOZ-waarde € 2.277 miljoen (prijspeil 1 januari 2020). Dit betekent voor 2022 een waardestijging van 12,4 procent voor het totale bezit. 

Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de waardering van de activa in 2022 bij toepassing van de verschillende waarderingsmethodieken.

Waardeverandering van de activa

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

4.3.2 Waardeontwikkeling vermogen

Ons eigen vermogen is in 2022 met € 45,8 miljoen, zijnde het negatieve jaarresultaat, gedaald naar € 1.514 miljoen. Het gerealiseerde resultaat over 2022 is daarmee € 54,5 miljoen lager dan begroot (€ 8,7 miljoen). Dit verschil is te verklaren door de waardeverandering van de vastgoed portefeuille (-/- € 92 miljoen) en de waardeveranderingen van de financiële vaste activa (€ 31 miljoen). Verder was er sprake van minder lasten voor onderhoud (€ 6 miljoen) en verhuurderheffing (€ 4 miljoen) en meer lasten voor belastingen (-/- € 4,6 miljoen).

De hoogte van het eigen vermogen hangt sterk af van de gehanteerde waarderingsgrondslagen voor de vastgoedbeleggingen in exploitatie. De volgende grafiek laat het eigen vermogen zien bij de verschillende waarderingstoepassingen.

Eigen vermogen 2022

Bovenstaande grafiek in tabel-vorm:

Beleidsmatige beschouwing op het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie

Het bestuur van Actium maakte een inschatting van het gedeelte van het eigen vermogen dat bij ongewijzigd beleid niet of eerst op zeer lange termijn realiseerbaar is. Deze schatting ligt in lijn met het verschil tussen de beleidswaarde van het DAEB-bezit en het niet-DAEB bezit in exploitatie en de marktwaarde in verhuurde staat van dit bezit, en bedraagt circa € 851 miljoen. Het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde ultimo 2022 bestaat uit de volgende onderdelen:

(x € 1 mln)    
Marktwaarde in verhuurde staat   2.042
Beschikbaarheid (doorexploiteren) 213  
Betaalbaarheid (huren) -699  
Kwaliteit (onderhoud) -263  
Beheer (beheerkosten) -102  
Subtotaal -851  
Beleidswaarde   1.191

Dit impliceert dat circa 56 procent van het totale eigen vermogen niet of eerst op zeer lange termijn realiseerbaar is. Gezien de volatiliteit van (met name) de beleidswaarde, is dit aan fluctuaties onderhevig. 

Verklaring verschil eigen vermogen

Het eigen vermogen volgens de balans, is gebaseerd op de waardering van de activa op de marktwaarde in verhuurde staat. 

De marktwaarde in verhuurde staat gaat uit van winstmaximalisatie met markthuren of uitponden bij mutatie en minimale normen voor beheer en onderhoud. Wij hebben de maatschappelijke plicht om voldoende betaalbare woningen te (blijven) verhuren aan onze doelgroep. Deze woningen moeten voldoen aan onze interne kwaliteitseisen, want wij willen goede service bieden aan onze huurders. We voelen ons verantwoordelijk voor hun leefomgeving en wooncomfort. Genoemde factoren leiden tot een lager vermogen van € 851 miljoen (circa € 52.465 per gewogen vhe). Dit is onze maatschappelijke inbreng.

Vermogensspecificatie per woning

Onderstaande figuur laat de opbouw van ons vermogen zien, gerelateerd aan de verschillende waarderingen, omgerekend naar de waarde per woning. Hieruit blijkt dat onze vrije investeringscapaciteit op basis van eigen vermogen € 29.345 per woning (2021: € 22.447) bedraagt en in totaal € 476 miljoen, in 2021 bedroeg dit € 362 miljoen. De stijging van de  investeringscapaciteit is te verklaren door de stijging van de beleidswaarde.

Vermogensspecificatie per woning

Basis: eigen vermogen marktwaarde verhuurde staat per woning (x € 1)   93.361
Beschikbaarheid 13.138  
Betaalbaarheid -43.114  
Kwaliteit -16.222  
Service / leefbaarheid -6.291  
Eigen vermogen beleidswaarde   40.872
Investeringscapaciteit -29.345  
Noodzakelijke eigen vermogen buffer   11.527

4.4 Kasstromen

Het jaarresultaat wordt sterk beïnvloed door effecten van boekhoudkundige aard. Met name door af- en opwaarderingen vastgoed en de onrendabele top van te ontwikkelen vastgoed. De kasstromen geven een objectiever beeld van de ontwikkeling van de financiële positie. De gerealiseerde kasstromen (operationeel en investeringen) in 2022 zijn:

  Realisatie Begroting Verschil Verschil in %
Operationele kasstroom 24,9 14,6 10,3 71%
(Des)investeringskasstroom -16,2 -49,1 32,9 -67%
Financieringskasstroom -8,3 34,5 -42,8  
  0,4 0 0,4  

Toelichting operationele kasstroom

De operationele kasstroom komt € 10,3 mln hoger uit dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de volgende posten:

  • Meer huur ontvangen(€ 0,5 mln)
  • Minder vergoedingen ontvangen (€ 0,2 mln)
  • Minder overige bedrijfsontvangsten (€ 0,1 mln)
  • Meer betalingen aan werknemers  (€ 0,2 mln)
  • Minder onderhoud (€ 8,1 mln)
  • Minder overige bedrijfsuitgaven (€ 1,6 mln)
  • Meer betaalde interest(€ 0,8 mln)
  • Minder sectorspecifieke heffing (€ 0,5 mln)
  • Minder verhuurdersheffing (€ 3,8 mln)
  • Minder leefbaarheid (€ 0,2 mln)
  • Meer Vennootschapsbelasting (€3,3 mln)

Toelichting (des)investeringskasstroom

De (des)investeringskasstroom komt € 32,9 mln lager uit voornamelijk door:

  • Hogere verkoopopbrengsten (€ 1,5 mln)
  • Andere afspraken voor de activa/passiva transactie (€ 3,2mln)
  • Uitstellen van nieuwbouwprojecten (€ 23,5 mln)
  • Uitstellen van woningverbeteringen (€ 4,1 mln)
  • Uitstellen investeringen eigen werkapparaat (€ 0,3 mln)

4.5 Financiering en Renterisicobeheer

4.5.1 Financiering

Het huidige Treasury- en beleggingsstatuut en het Financieringsbeleid werden in 2019 vastgesteld.

Beleid

Voor een kapitaalintensieve organisatie is het, om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen, van belang de juiste keuzes te maken in de financiering van onze activiteiten. Ons financieringsbeleid kent de volgende subdoelstellingen die zijn opgenomen in het treasury- en beleggingsstatuut:

  • blijvend toegang tot de geld- en kapitaalmarkt om te voldoen aan de betalingsverplichtingen en de mogelijkheid om nieuwe projecten te financieren;
  • het identificeren en het beheersbaar houden van risico’s.

Financiering en financierbaarheid voeren we uit onder de regeling van het Treasury- en beleggingsstatuut.

Uitgangspunt in dit statuut is dat we voldoen aan de Aw/WSW-voorschriften. Ons primaire doel is het minimaliseren van de gemiddelde vermogenskostenvoet en het egaliseren van renterisico’s in de tijd. De normen en streefwaarden die we daarbij hanteren zijn vastgelegd in het Financieringsbeleid en vallen binnen de normen van het Financieel beleid en het Treasury- en beleggingsstatuut. 

We zijn voor de financiering van de bedrijfsactiviteiten, dus ook voor investeringen, voor een belangrijk deel aangewezen op vreemd vermogensverschaffers. Doorgaans zijn dat de BNG en de Waterschapsbank. Vanaf 2020 is er wel een verandering ontstaan en komen er andere vermogensverschaffers bij zoals Achmea en Aegon. Verschaffers van vreemd vermogen zijn daartoe alleen bereid als zij er voldoende vertrouwen in hebben dat wij steeds in staat zijn om rentebetalingen en aflossingen te voldoen. Bij dat vertrouwen speelt het WSW een belangrijke rol. Daarom wordt in het statuut, waar nodig, op parameters van het Aw/WSW aangesloten.

Veruit de belangrijkste eis is de kasstroomtoets (ICR). Jaarlijks voert het Aw/WSW een toets uit op de bij Corpodata ingediende informatie (dPi). Deze toets laat zien in hoeverre de zogenaamde operationele kasstroom voor de komende vijf jaar (steeds) toereikend is om renteverplichtingen te voldoen. Het gaat hier om prognosegegevens die uiteraard zo realistisch mogelijk moeten zijn.

Daarnaast beoordeelt het Aw/WSW de verhouding van het vreemd vermogen ten opzichte van de materiële vaste activa in exploitatie, gemeten naar de beleidswaarde (Loan to Value).

Bedrijfsactiviteiten worden in eerste instantie gefinancierd met eigen middelen. Het aantrekken van middelen is afhankelijk van het tempo waarin verkopen van bestaande woningen worden geëffectueerd en investeringen in nieuwbouw en herstructurering plaatsvinden. Financiering op maat is hierbij gewenst en noodzakelijk. Onze financieringsbehoefte wordt bepaald door de financiële meerjarenprognose voor vijf jaar. Vanuit de jaarlijkse begroting vloeit een prognose voor één jaar voort. Deze prognose verwerken we in het treasury jaarplan. Het vormt de basis voor de uitvoering, de aansturing van en de controle op de treasury werkzaamheden voor het komende jaar. In de tertiale rapportage nemen we de nieuwe prognose met betrekking tot de liquiditeitsbehoefte op tot het einde van het jaar. Hierbij maken we een analyse van de verschillen ten opzichte van het jaarplan.

Op basis van de kasstroomprognose stellen we het treasury jaarplan op als onderdeel van de begroting. In dit plan beschrijven we de operationele acties met betrekking tot de treasury, zoals het aflossen en aantrekken van leningen.

Het treasury- en beleggingsstatuut (TS), het Financieringsbeleid (FB) en de AO/IC binnen het vastgestelde reglement financieel beleid en beheer, bepalen de spelregels waarbinnen we treasury-activiteiten uitvoeren. Het treasury jaarplan is ondergeschikt aan de geldende wet- en regelgeving en/of het TS en/of het FB en of de AO/IC van Actium.

Leningenportefeuille

Ultimo 2022 zijn onze materiële vaste activa (op beleidswaarde) voor 41% gefinancierd met vreemd vermogen. Van het schuldrestant van € 501,0 mln eind 2022 inclusief € 18,4 mln wat nog opgenomen kan worden, wordt € 493,1 mln (98,4%) geborgd door het WSW. € 7,9 mln (1,6%) wordt geborgd door gemeenten. De aflossingsverplichting 2023 is € 14,5 mln en is verantwoord onder kortlopende schulden.

Naar aanleiding van de beoordeling van de financiële positie heeft het WSW op 8 juni 2022 verklaard dat wij voldoen aan hun eisen van kredietwaardigheid. Het borgingsplafond, wat het maximale bedrag aan geborgde leningen is, komt voor 2022 uit op € 514,4 mln. Voor 2023 en 2024 is dit voorlopig € 548,1 mln. Dit borgingsplafond is gebaseerd op de investerings- en herfinancieringsprognose 2022-2024.

In 2022 losten we een totaal van € 12,7 mln aan leningen af. In 2022 is er één nieuwe lening ontvangen met een totaal bedrag van € 10,0 mln. Daarnaast  is er een bedrag van € 5,6 mln teruggeplaatst van de roll-over leningen met variabele hoofdsom. Per saldo bedraagt de kasstroom uit financieringsactiviteiten -/- €8,3 mln.

De in 2021 aangetrokken obligolening met een variabele hoofdsom van € 11,6 mln als onderdeel van het borgstelsel van WSW is in 2022 verhoogd naar € 11,9 mln (3,02% van het geborgde schuldrestant ultimo 2022). Deze lening is volledig teruggeplaatst en hierop kan alleen het WSW een beroep doen wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben.

In 2022 zijn er zes leningen met een nominale waarde van € 29,8 mln overgenomen via een activa/passiva transactie. Hiervan is er in 2022 € 0,9 afgelost, zodat de nominale schuld ultimo 2022 uitkomt op € 28,9 mln. 

In 2022 trokken we geen leningen aan die nog gestort moeten worden in 2023 of volgende jaren.

De variabele roll-over leningen zijn op balansdatum 2022 niet volledig opgenomen. Er is totaal een bedrag van € 18,4 mln teruggeplaatst. De leningenportefeuille bestaat uit 75 leningen van in totaal acht geldverstrekkers.

4.5.2 Renterisicobeheer

Bescherming tegen renterisico

Flexibiliteit in financiering is wenselijk en daarvoor worden mogelijkheden binnen onze leningenportefeuille gecreëerd.

We maken daarbij gebruik van roll-over leningen met een variabele hoofdsom. Deze leningen kunnen wij op de door ons gewenste momenten aflossen en weer opnemen. Ultimo 2022 bestaat de leningenportefeuille voor 6,8% uit dit soort leningen. Deze kennen een renteconversie-moment van één week of één maand. Daarnaast hebben wij twee roll-over lening met een vaste hoofdsom (1,4% van de leningenportefeuille). Uit de roll-over leningen kunnen renterisico’s volgen. Om deze risico’s af te dekken, maken we gebruik van de volgende derivaatproducten: embedded caps en embedded floors. 

De variabele roll-over leningen zijn op balansdatum voor 46% opgenomen.

Renterisico (Aw/WSW methodiek)

Volgens de richtlijnen van het Aw/WSW bestaat het renterisico uit de eindaflossingen en reguliere aflossingen van leningen, renteconversies, opslagherziening van basisrente (voor 50%) en rente-instrumenten. Het Aw/WSW houdt geen rekening met voorgenomen investeringen. Het Aw/WSW beschouwt per jaar minder dan 15% renterisico over de eerste vijf jaren als een laag risico.

Wij hanteren intern de norm van 15%, waaraan jaarlijks wordt voldaan.

Interne organisatie

Binnen de interne organisatie van de treasury-functie is de directeur-bestuurder eindverantwoordelijk en houdt de Raad van Commissarissen (RvC) toezicht. De verschillende rollen en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in het reglement financieel beleid en beheer.

Onze treasurycommissie (TC) bestaat uit de manager F&C, de medewerker P&C (uitvoerende) en een vaste externe adviseur (Zanders). De directeur-bestuurder en controller zijn als toehoorder aanwezig bij de vergaderingen van de TC.

De TC komt minimaal vier keer per jaar bijeen. Alle besluiten over het aangaan van nieuwe transacties, oversluitingen en alle besluiten die gaan over derivaten worden besproken in de TC. De TC adviseert hierover aan de directeur-bestuurder en de transactievoorstellen worden voor akkoord geparafeerd door de directeur-bestuurder en de manager F&C. Pas daarna is de medewerker P&C bevoegd tot het uitvoeren van de genomen besluiten. De TC handelt binnen de kaders van het treasury- en beleggingsstatuut, het financieringsbeleid en het treasury jaarplan. In het treasury- en beleggingsstatuut zijn de minimale ratingseisen vastgesteld ter beperking van het krediet-/tegenpartijrisico.

De interne organisatie rondom derivaten is verder uitgewerkt in het treasury- en beleggingsstatuut (TS). Dit statuut is in 2019 vastgesteld door de directeur-bestuurder en goedgekeurd door de RvC. Het TS wordt indien nodig jaarlijks geactualiseerd. In het TS staan de risico’s die de treasury functie raken, waaronder het renterisico, het kredietrisico, het liquiditeitsrisico, het tegenpartijrisico en de risico’s rondom derivaten en beleggingen. De beheersing van de genoemde risico’s vindt plaats door het stellen van kaders en randvoorwaarden in het TS, die verder zijn uitgewerkt in het Financieringsbeleid (FB). Bij besluitvorming vormen de kaders en randvoorwaarden uit het TS en FB het toetsingskader.

Treasury maakt integraal onderdeel uit van de interne sturing en beheersing en is geïntegreerd in de P&C-cyclus. Zo stellen we jaarlijks een treasury jaarplan op als onderdeel van de begroting en rapporteren we ieder tertiaal over de voortgang. We brachten een functiescheiding in de treasury functie aan door de front- en de backoffice bij verschillende afdelingen en functionarissen onder te brengen.

Om voldoende professionaliteit te waarborgen binnen de toezichthoudende rol van de RvC wordt periodiek een treasury-cursus of -seminar gevolgd. Daarnaast hebben meerdere leden van de RvC een financiële achtergrond.

4.6 Meerjarenperspectief

Jaarlijks met het opstellen van het jaarplan en de financiële (meerjaren-)begroting toetsen we of onze plannen ook meerjarig binnen onze financiële kaders passen. Daarbij houden we ook rekening met de eventuele effecten van bepaalde ontwikkelingen of keuzes op de ratio's, vertaald naar verschillende mogelijke scenario's. 

Onderstaande tabel laat de verwachte financiële ratio's zien voor de periode 2023-2027 (bron: Actium jaarplan 2023, inclusief financiële meerjarenbegroting 2023-2027).

Financiële ratio's 2023 2024 2025 2026 2027
ICR 2,15 2,4 2,61 2,27 2,26
Loan to Value (Beleidswaarde) 42,5% 44,7% 47,4% 51,1% 55,7%
Solvabiliteit (Beleidswaarde) 54,0% 52,0% 49,3% 45,5% 41,1%
Dekkingsratio (Marktwaarde) 25,7% 26,8% 28,2% 29,8% 32,2%
Onderpandratio (Marktwaarde) 25,4% 26,5% 28,0% 29,7% 32,1%

Belangrijke risicofactoren die van invloed kunnen zijn op onze ratio's zijn:

  • politieke ontwikkelingen, onder meer op het gebied van milieubeleid, huurbeleid, woningmarktbeleid;
  • belastingen en heffingen (bijvoorbeeld vennootschapsbelasting en WOZ-belasting);
  • consequenties wet- en regelgeving, waaronder de Omgevingswet;
  • marktontwikkelingen in de bouwsector en het risico van prijsstijgingen;
  • (prijs-)ontwikkeling in de woningmarkt en de realisatie van verkopen;
  • rente-ontwikkelingen op de kapitaalmarkt;
  • gevolgen van geo-politieke spanningen in de wereld. 

4.7 Verbindingen

We hebben één verbinding: Dingspel Assen BV. Dingspel Assen BV is bij notariële akte opgericht op 15 maart 2007. Vennoten van deze besloten vennootschap waren Woonstichting Actium, Stichting Woningbeheer Assen en Credo Integrale Planontwikkeling BV. Credo Integrale Planontwikkeling BV heeft 33,33 procent van de geplaatste aandelen en Stichting Actium (na de fusie met Stichting Woningbeheer Assen) 66,67 procent van de geplaatste aandelen.

Het doel van de samenwerking met Credo Integrale Planontwikkeling BV is om de transformatie tot stedelijk woongebied van een gedeelte van het oude stadsbedrijventerrein in Assen te realiseren. Deze samenwerking is vastgelegd in het Treanth Consortium.

Dingspel Assen BV heeft ten doel het ten behoeve van de volkshuisvesting ontwikkelen en optimaliseren van woningbouw. Onder meer door de aan- en verkoop van onroerende zaken en het beheren van de verworven locaties. Wij bezitten twee derde deel van het geplaatste aandelenkapitaal van € 18.000. Er zijn tot nu toe geen woningen in de verbinding gerealiseerd. Ter gedeeltelijke financiering van de door Dingspel Assen BV verrichte aankopen, verstrekken wij geldleningen van in totaal nominaal € 1.110.138. Voorwaarden zijn dat deze geldleningen uitsluitend bestemd zijn voor de financiering van locaties binnen het plangebied Havenkwartier. De geldlening is per 1 januari 2020 verlengd met drie jaar en loopt tot 1 januari 2023. Hiervoor is ontheffing door de Autoriteit woningcorporaties ontvangen. Eind 2022 is opnieuw ontheffing verleend voor het verlengen van de lening met nog eens één jaar. 

Dingspel Assen BV is niet geconsolideerd meegenomen in de jaarrekening. In 2022 vonden geen nieuwe verwervingen plaats, evenmin zijn opstallen verkocht. Het verschuldigde rentepercentage bedraagt de jaarlijks op 1 januari geldende 1-jaars Euribor, verhoogd  met 1 procent. De rente wordt aan het einde van ieder kwartaal voldaan. De verdeling hiervan vindt plaats conform de lening verhouding.

Het resultaat over het boekjaar 2022 bedraagt € 22.182 positief. In 2021 was dit € 28.498 positief. Het resultaat wordt toegevoegd aan het eigen vermogen van Dingspel Assen BV. Voor het aandeel in het negatieve vermogen van Dingspel namen wij geen voorziening op omdat wij ons niet aansprakelijk stelden voor de schulden die door Dingspel zijn aangegaan.

In 2016 hebben wij wel een voorziening getroffen voor de verstrekte geldleningen. Reden hiervoor is de grote afwijking van de WOZ-waarde van de panden ten opzichte van de oorspronkelijke aanschafwaarde waarvoor de geldleningen zijn verstrekt.

De directeur-bestuurder van Actium is tevens bestuurder van de verbinding. Daarmee valt de verbinding ook onder het toezicht van de Raad van Commissarissen van Actium. De jaarrekeningen van de verbindingen worden goedgekeurd door de Raad van Commissarissen, net als activiteiten die in de verbinding plaatsvinden.

Deelneming Dingspel Assen BV wordt gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode. Dat is de nettovermogenswaarde ultimo boekjaar. Dit betekent dat de deelneming wordt gewaardeerd op dezelfde grondslagen als die van Actium. De deelneming heeft een negatief eigen vermogen en daarmee een negatieve netto vermogenswaarde. In naleving van de richtlijn RJ252.402 is geen voorziening getroffen voor de deelneming.

4.8 Fiscaliteiten

Op het gebied van fiscaliteiten wil Actium in control zijn. Daartoe zijn we eerder al gestart met het instellen van een Fiscale commissie die meerdere keren per jaar bijeenkomt om de ontwikkelingen op het gebied van fiscaliteiten te bespreken. Tevens hebben we een fiscale nulmeting laten uitvoeren om te weten waar we staan en welke acties nodig zijn om fiscaal beter in control te komen. Daarnaast is er een fiscaal statuut opgesteld en goedgekeurd door de Raad van Commissarissen.

Fiscale strategie

Actium typeert zichzelf als risicobewuste corporatie. Dat wil niet zeggen dat zij in voorkomende gevallen niet zal streven naar een fiscaal optimale positie binnen de grenzen van het fiscaal recht, maar dit moet worden beschouwd in relatie tot onder meer de risico-inschatting en beheersing van kasstromen. Daarom hanteert Actium als maatschappelijke organisatie een hoge ethische norm als het gaat om fiscaliteiten. Passende kernwaarden hierbij zijn: transparant (in communicatie en verantwoording), pragmatisch (in uitvoering en beheersing) en betrouwbaar (richting andere partijen en organisaties).

Fiscale commissie

In haar fiscaal statuut heeft Actium benoemd hoe de rolverdeling, verantwoordelijkheden en taken en bevoegdheden op het gebied van fiscaliteiten zijn belegd. In de Fiscale commissie wordt de voortgang van fiscale aangelegenheden besproken. Naast de fiscale actualiteiten komen ook de verbeterpunten waarop Actium zichzelf wil ontwikkelen aan bod.

Ontwikkelingen

In 2022 hebben we gewerkt aan het opleiden van collega’s door een eigen ‘tax academy’ op te richten. Zo is er aandacht geweest voor diverse thema’s op het gebied van BTW registratie en administratie, loonheffingen en de werkkostenregeling.

Er is verder gewerkt aan het beschrijven en ondervangen van onze fiscale risico’s gekoppeld aan onze OOB processen. Op het gebied van fiscale verantwoording hebben we aandacht besteed aan de documentatieverplichtingen en hebben we ervoor gezorgd dat we compliant zijn op dit onderdeel.

Opzegging VSO2

De Belastingdienst heeft besloten de met woningcorporaties gesloten ‘VSO2’ per 1 januari 2023 op te zeggen. Dit zal impact hebben op de VPB-positie van Actium. Hoe groot of klein deze impact zal zijn is op dit moment nog niet duidelijk.

In de VSO zijn met name afspraken gemaakt over de waardering van vermogensbestanddelen op de fiscale openingsbalans per 1 januari 2008. Aangezien deze openingsbalansen al lang en breed vaststaan, heeft de opzegging van de VSO in zoverre geen gevolgen. Echter zijn in de VSO ook een aantal afspraken gemaakt over de fiscale winstbepaling die ook nu nog van belang zijn. Het gaat hierbij met name om de ‘gemengde projecten-regeling’, de afwaardering bij krimp, de behandeling van kooptussenvormen (o.a. ‘verkoop onder voorwaarden’) en de WOZ-afwaardering.

De aangifte over 2020 was ingediend maar zal opnieuw worden ingediend. Dit omdat de Hoge Raad inmiddels een uitspraak heeft gedaan waarbij is gesteld dat de corporaties de verkregen heffingsverminderingen (RVV) in mindering mogen brengen op de investering die het betreft. Hierdoor daalt het fiscale resultaat en daarmee de VPB last.

De aangiftes 2021 en 2022 zijn nog niet ingediend, het belastbaar bedrag is gebaseerd op de huidige stand van de fiscale opstelling.

Versie:
v6.0.6

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report